Al weer enkele jaren mogen wormkuren voor paarden alleen nog maar via de dierenarts worden verstrekt. In de meeste gevallen wordt de wormkuur pas verstrekt na het uitvoeren van mestonderzoek, zoals wordt aangeraden door dierenartsen en andere instanties. De belangrijkste reden hiervoor is de opkomst van resistentie. Resistentie klinkt veel mensen bekend in de oren, maar er zijn toch de nodige misvattingen. Een veelgehoorde opmerking is;“ Help, mijn paard is resistent tegen wormkuren.” Dat kunnen we gelijk ontzenuwen, het is namelijk niet het paard wat resistent is, maar wat is resistentie dan wel, wat betekent resistentie voor jou, en wat kun je er tegen doen?
Kort gezegd betekent resistentie dat de beschikbare ontwormmiddelen niet meer (zo goed) werken tegen de wormen als dat ze zouden moeten doen. Het zijn dus de wormen die resistent zijn en niet het paard, zoals regelmatig te horen valt in paardenland. Dit komt doordat de wormen zich zó hebben ontwikkeld, dat er weerstand is ontstaan tegen het gebruikte ontwormmiddel. Dit is goed te vergelijken met de evolutietheorie van Darwin.
Volgens de evolutietheorie van Darwin zijn het niet de sterkste of meest intelligente soorten die overleven, maar zijn het juist de soorten die zich het beste kunnen aanpassen aan verandering die zullen overleven. Als we dat door vertalen naar de wormen in onze paarden, dan zijn het dus de wormen die zich het beste kunnen aanpassen aan veranderingen in hun leefomstandigheden die overleven. Dat houdt dus in dat zij zich het beste aan kunnen passen zodat de wormkuur minder giftig voor hun is. De eigenschap dat de gebruikte wormkuur minder giftig voor ze is, geven de wormen door aan hun nakomelingen, waardoor ze generatie na generatie steeds beter tegen het gebruikte gif kunnen.
Het ontstaan van resistentie bij wormen in 10 stappen uitgelegd
Aan de hand van het onderstaande plaatje zullen we proberen uit te leggen hoe de wormen deze weerstand voor ontwormmiddelen kunnen ontwikkelen.
- Bij de start van het verhaal wordt een normale wormbesmetting weergegeven. Deze wormbesmetting bestaat uit een enkele “ boze worm” met de R op zijn borst en voor de rest allemaal gewone wormen.
- Het paard wordt blind ontwormd met wormmiddel “X”.
- Na toedienen van wormmiddel “X”, zijn de meeste wormen verdwenen. Als je goed kijkt zie je alleen wel dat er van de boze familie wormen, meer wormen zijn overgebleven dan van de gewone familie. Doordat er geen mestonderzoek wordt gedaan, weet de eigenaar niet dat niet alle wormen zijn verdwenen en de wormkuur dus niet effectief genoeg geweest is.
- Ondertussen planten de wormen zich weer voort zoals je rechts onderin het plaatsje kunt zien.
- Doordat er meer boze wormen zijn, komen er dus met de voortplanting ook meer boze wormen bij en minder van de gewone wormen.
- De eigenaar kiest ervoor het paard op regelmatige basis te ontwormen en zal het paard nogmaals met ontwormmiddel “X” ontwormen na een aantal weken.
- Na toediening van deze ontworming zijn er weer een aantal wormen dood, allemaal van de gewone wormfamilie. Van de boze wormen zijn er weer een aantal wormen die het ontwormmiddel “X” overleefd hebben en deze keer meer dan de vorige keer.
- Deze wormen planten zich weer voort, waarbij er nu dus sprake is van alleen maar boze wormen.
- Er is nu een wormbesmetting met alleen nog maar wormen over van de boze wormfamilie
- Wormmiddel “X” werkt nu helemaal niet meer, omdat de boze wormfamilie RESISTENT is geworden voor wormmiddel “X”!
Hoe ontstaat resistentie?
Het proces waardoor resistentie ontstaat (Survival of the fittest, of de evolutietheorie) is onderdeel van het bestaan van iedere soort en onderdeel van natuurlijke selectie. Het is dus eigenlijk gewoon de aard van het beestje. Je ziet dit verschijnsel ook in heel veel andere situaties, denk aan resistentie tegen antibiotica, rattengif wat niet meer zo goed werkzaam is etc. Resistentie is dus nooit helemaal te voorkomen. We kunnen de ontwikkeling van resistentie wel vertragen!
Hoe kan resistentie zoveel mogelijk voorkomen of vertraagd worden?
Het is belangrijk dat er altijd voldoende gedoseerd wordt van het ontwormmiddel. Geef je te weinig ontwormmiddel, dan is de kans groter dat er wormen overleven die hierdoor weerstand kunnen opbouwen tegen het gif (ze passen zich aan aan de omstandigheden). Vergelijk dit maar met een inenting; een lage dosering virus geeft het lijf de gelegenheid weerstand op te bouwen op het moment dat er een grotere aanval komt van datzelfde virus.
Daarnaast is het essentieel om de wormen minder vaak bloot te stellen aan het gif, dan kunnen zij zich hier ook minder snel aan aanpassen. Ontwormen op basis van mestonderzoek bij paarden is daarom aan te raden in plaats van het standaard iedere 6 tot 8 weken ontwormen wat we vroeger deden. Dit betekent dus niet dat je nooit meer een ontwormmiddel gebruikt, maar wel dat je minder vaak ontwormt, en ook meer gericht kunt ontwormen op de gevonden soort wormeitjes. Zo voorkom je dat je een middel gebruikt waarvan al is aangetoond dat het voor een bepaald soort wormen minder effectief zal zijn. Hierbij is het zeker van belang om te controleren dat je middel effectief is geweest, dit doe je door een mestonderzoek uit te voeren 2 weken na het toedienen van een ontwormmiddel.
Het is ook zeer belangrijk om ook de infectie druk buiten het paard zo laag mogelijk te houden. Een goed weidebeleid is hiervoor essentieel. Bij een goede weidebeleid wordt mest uit de weides gehaald, wordt regelmatig het gras gemaaid en gesleept en worden de paarden, indien mogelijk, regelmatig verweid naar een zogenaamd “schoon weiland”. Een “schoon weiland” is een weide waar al geruime tijd geen paarden hebben gelopen. Door eerst mestonderzoek te doen voordat paarden op een schoon stuk weide worden geplaatst zorg je ook dat de besmetting op die weide laag blijft.