Een wormkuur voor je paard. Iets waar vaak niet bij nagedacht wordt, maar wat je “gewoon” doet. Maar hoe weet je dan of je het goed doet? Een éénduidig antwoord daarop is lastig te vinden. Immers, zoveel mensen, zoveel meningen, zeker in paardenland als het gaat over goed ontwormen. Juist die diversiteit aan meningen in paardenland zou een goede aanleiding moeten zijn om eens met je dierenarts een wormbestrijdingsplan op te stellen voor jouw paard. Je zou wel eens tot de conclusie kunnen komen dat het beter is om in het specifieke geval van jouw paard niet standaard te ontwormen met de hele groep. Dit kan niet alleen op het gebied van dierenwelzijn en wormresistentie, maar ook financieel gezien wel eens de slimste keuze kunnen zijn.
Abstracts | European Veterinary Conference Voorjaarsdagen 2013 Paard vrijdag 19 April
Mevr. Drs. A.J. (Astrid) van den Brom-Spierenburg, dierenarts Universiteitskliniek Paard
Mestonderzoek bij het paard, en daarna?
Sinds de wet in 2008 is veranderd, mogen ontwormmiddelen niet meer zomaar worden afgegeven. Maar waarom niet? Met welke techniek worden wormeieren in de mest geteld en hoe moeten deze tellingen worden geïnterpreteerd? Door inzicht te krijgen in wat er allemaal komt kijken bij het adviseren van een eigenaar op het gebied van(ont)wormen kun je hierin als paraveterinair een heel belangrijke rol spelen!
Veel mensen vragen nog altijd ‘gewoon een wormkuur’. Soms aan de dierenarts tijdens een bedrijfsbezoek, maar vaak ook aan de balie. Als alle medewerkers in een praktijk dezelfde antwoorden geven, wordt voor eigenaren duidelijk dat ontwormen in de praktijk serieus aangepakt wordt. Een goede informatiefolder met uitleg waarom we niet meer standaard behandelen tegen wormen kan hieraan ook bijdragen.
Worminfecties kunnen veel problemen veroorzaken, vooral bij jonge paarden. De belangrijkste ziekteverwekkers zijn de kleine strongyliden, ook wel rode bloedworm genoemd (Cyathostominae) en de spoelworm (Parascaris equorum). Daarnaast kunnen de veulenworm (Strongyloides westeri), aarsmaden (Oxyuris equi) en lintwormen (Anaplocephala perfoliata) klachten geven, en in een enkel geval de grote strongyliden (Strongylus vulgaris). En hoewel het geen worm is, worden ook de horzellarven (Gasterophilus) meegenomen in een ontwormstrategie.
Helaas komt het steeds vaker voor dat wormen resistent (ongevoelig) zijn tegen de ontwormmiddelen die wij ter beschikking hebben. Resistentie-ontwikkeling kunnen we vertragen door verstandig met ontwormmiddelen om te gaan; minder ontwormen, maar op het juiste moment, met het juiste middel en in de juiste dosering!
Om een goede ontwormstrategie in te kunnen zetten is veel kennis nodig. Kennis van de wormen is onmisbaar: hun levenscyclus, zowel in als buiten het paard, en kennis over de problemen die zij kunnen veroorzaken. Ook kennis over de verschillende middelen en welke wormen daarvoor gevoelig zijn mag niet ontbreken.
Daarnaast is het noodzakelijk kennis te hebben over de betreffende paarden, bijvoorbeeld de leeftijd en de manier waarop ze gehuisvest worden; alleen of in een (vaste) groep? Krijgen ze weidegang? Wordt de mest uit de weide verwijderd? Staan ze op een ‘potstal’? En hoe zit het met (ont)wormen in het verleden? Bij het verkrijgen van deze kennis kan de paraveterinair een belangrijke schakel zijn. Met behulp van een vragenlijst en een overzichtelijke administratie kan de paraveterinair ervoor zorgen dat er upto- date kennis is over de paarden en hun omgeving. Belangrijke informatie die hierbij ook dient te worden verkregen en bijgehouden zijn uitslagen van mestonderzoeken. Door individuele mestmonsters te nemen kan vastgesteld worden welke dieren (hoog) uitscheiders zijn. De paraveterinair kan uitleggen hoe mestmonsters verzameld en bewaard moeten worden. Belangrijk is bijvoorbeeld ook te vragen naar de laatste ontworming. Afhankelijk van welk middel er gebruikt is kan het 6-12 weken duren voor er weer wormeieren in de mest verschijnen. Als iemand dus mest van zijn/haar paard wil brengen 2 weken na ontwormen, dan is dit vaak weinig zinvol (tenzij het effect van de wormkuur moet worden bepaald).
Om de eitellingen te verkrijgen kan de McMaster techniek worden gebruikt. Met behulp van een speciale telkamer met een zout- (of suiker-)oplossing worden onder de microscoop wormeieren geteld. Deze techniek vereist verder geen bijzondere apparatuur en is dan ook in de meeste dierenartsenpraktijken goed uit te voeren. Indien je al ervaring hebt met het kijken naar paardenwormeieren is het zeer snel aan te leren.
Om een idee te krijgen van hoe een goed advies tot stand komt, is het belangrijk om ons te realiseren dat ontwormen in feite altijd ‘te laat’ is. Voor de meeste wormen geldt namelijk dat ze pas goed te behandelen zijn als ze volwassen zijn. Dan is meestal de schade aan de darmwand, of bij spoelwormen de schade aan lever en longen, al aangericht. Ook bij paardenwormen geldt dus: “Voorkomen is beter dan genezen”. Maar hoe zorg je er voor dat paarden niet of in ieder geval minder besmet raken met wormen? Verreweg de meeste wormen hebben een weiland nodig om paarden te infecteren. Door er dus voor te zorgen dat er op het weiland en dus op het gras zo min mogelijk wormeieren terecht komen, lopen paarden het minste risico besmet te raken. Hoe kunnen we dat bereiken? Aangezien hierboven beschreven paardenwormen allemaal diersoortspecifiek zijn, is paardenmest de enige bron van besmetting voor een weiland. Als we dus willen dat er minder eieren op de weide komen zijn er meerdere mogelijkheden om dit te bereiken. Ten eerste: beweidingsschema’s, waardoor er soms een periode geen paarden op een bepaalde weide lopen. Op den duur gaan de maagdarmwormlarven dood en kunnen er weer paarden op. Beter is nog om in die periode er een andere diersoort (schapen of koeien) op te laten lopen of om een snede hooi te winnen. Om dit echter efficiënt te kunnen toepassen is veel grond nodig; dit is niet altijd haalbaar. Ten tweede kun je de mest die op de weide komt verwijderen. Dit is een effectieve maatregel, mits het (in de zomer) minimaal twee keer per week gebeurt. Deze maatregel is aan te raden voor bedrijven met minder grond per dier. Ten derde kun je er voor zorgen dat de mest die op de weide komt minder wormeieren bevat: door te ontwormen.
Niet alle paarden scheiden evenveel wormeieren uit. Er zijn verschillende factoren die een rol spelen in het aantal aanwezige volwassen wormen in de darm van het paard en daarmee de hoeveelheid uitgescheiden eieren in de mest. Deze factoren zijn bijvoorbeeld leeftijd, rangorde in de groep (paarden onderaan in rang moeten eten van plaatsen waar dicht bij of zelfs waarop eerder is gemest), algemene gezondheid en natuurlijk de ontwormgeschiedenis en de infectiedruk op het bedrijf.
Het is, zeker met betrekking tot de rode bloedworm, een illusie dat we Nederland vrij zullen krijgen van deze worm. Het is dan ook zaak om te zorgen dat de wormen die er zijn wel gevoelig blijven voor de bestaande wormmiddelen. Daarom wordt er soms bewust voor gekozen om enkele dieren met een lage eitelling (bijvoorbeeld 50 of 100 eieren per gram) niet te ontwormen. Zo worden deze wormen niet blootgesteld aan het ontwormmiddel en zullen hiertegen dus ook minder snel resistentie ontwikkelen.
Een ander aspect van de mestonderzoeken dat soms vergeten wordt, is de invloed van het seizoen op de uitslagen. De rode bloedworm kent in zijn cyclus een soort ‘winterslaap’; de larven die binnenkomen in de darm van het paard kruipen de darmwand in, waar een deel volwassen wordt, maar vooral in de winter gaat een deel in de darmwand in ‘inhibitie’ een soort slaapstadium, waar ze in de winter blijven zitten en in het voorjaar ontwikkelen ze zich dan verder tot volwassen worm. Dit betekent dat het mogelijk is dat er in de winter geen eieren in de mest worden gevonden, terwijl er toch zeer veel larven in de darmwand zitten. Deze ‘slapende’ larven zijn met wormmiddelen eigenlijk niet aan te pakken omdat ze op een heel laag stofwisselingsniveau leven en dus het ‘gif’ niet opnemen. Bij (jonge) paarden zijn het juist deze larven die ziekte kunnen veroorzaken als ze opeens massaal uit de darmwand komen. Ze geven dan diarree die zo heftig kan verlopen dat het dodelijk kan zijn. Zo kun je dus, als er onvoldoende kennis over de wormen en de geschiedenis van het paard aanwezig is, ten onrechte denken dat een paard geen wormprobleem heeft, terwijl dit wel het geval is.
Een advies over wel of niet ontwormen, met welk middel en wanneer er opnieuw mest moet worden onderzocht, moet dan ook gebaseerd zijn op meer dan alleen een eitelling; het is een risico-schatting die tot stand komt door van alle kennis van bedrijf(sgeschiedenis), paarden en wormen te combineren. De paraveterinair kan hierin de dierenarts ondersteunen door eigenaren voor te lichten, samen met hen de vragenlijst in te vullen, ei-tellingen uit te voeren en alle informatie overzichtelijk bij te houden om zo een optimaal advies op een zo efficiënte manier mogelijk te maken.
HippoSupport kan voor u mestonderzoek uitvoeren. Wilt u hier meer over weten? Bekijk dan deze pagina even.