Waar moet je aan denken als je met je paard naar een (nieuwe) pensionstal gaat?
Als je paard op een (nieuwe) pensionstal komt te staan, zijn er verschillende factoren waar je rekening mee moet houden. Natuurlijk zijn er zaken waar de meeste paardeneigenaren wel aan denken zoals; krijgt het paard de beweging/weidegang die ik wil voor mijn paard, voldoet de stal aan mijn eisen, wordt er voldoende en de juiste bodembedekking gebruikt, hoe is het gesteld met de kwaliteit en hoeveelheid van het aangeboden ruwvoer, en is het een “doe-het-zelf” stal, of is het all-inclusive?
Afhankelijk van het type ruiter dat je bent spelen er natuurlijk ook andere zaken mee; zijn er goede uitrijdmogelijkheden dichtbij? Is er een buiten en/of binnen rijbak? Is er een longeercirkel of misschien zelfs een stapmolen? Uiteindelijk wil je natuurlijk het beste voor het welzijn van het paard en jezelf. Maar er is 1 belangrijk onderwerp dat wel wat meer aandacht zou mogen hebben en dat is het hoe het gesteld is met het wormmanagement. Hoe meer paarden er bij elkaar staan, des te belangrijker het wormmanagement wordt. De paarden worden immers in potentie aan grotere risico’s blootgesteld. Waar moet je op letten om er zeker van te zijn dat je ook op dit gebied het beste kiest voor het welzijn van jouw paard?
Beschikt de stal over een wormmanagement programma?
De belangrijkste vraag die je beantwoord wilt zien is; beschikt de stal over een wormmanagement programma dat gedurende het jaar structureel wordt uitgevoerd? En dan wil je natuurlijk ook weten hoe het gesteld is met de kennis van de staleigenaar van de verschillende wormsoorten bij paarden, hun cyclus, de infectierisico’s, resistentieroblematiek, kennis van mogelijke preventieve maatregelen en de juiste aanpak om wormen te bestrijden en zoveel mogelijk te voorkomen. Óf maakt de staleigenaar voor het wormmanagement gebruik van de expertise van gespecialiseerde laboratoria zoals HippoSupport?
Wormmanagement dat gebaseerd is op de traditionele opvattingen van meerdere keren per jaar blind ontwormen, zijn nadelig voor het welzijn van het paard. Ze worden immers bloot gesteld aan chemicaliën die ze in veel gevallen helemaal niet nodig hebben en het werkt wormresistentie in de hand. Uit de praktijkcijfers van HippoSupport blijkt dat maar liefst 81% van de paarden onnodig ontwormd wordt wanneer er geen mestonderzoek wordt gedaan. De laatste decennia van blind ontwormen hebben er voor gezorgd dat veel wormen resistent zijn tegen bepaalde wormmiddelen. Daarnaast zorgt wormmanagement dat gebaseerd is op blind ontwormen voor schijnveiligheid. Zonder mestonderzoek weet je nooit of je wormmanagement wel voldoende effectief is. Je loopt potentieel dus een enorm risico, zonder dat je het weet en erger nog, er zelfs vanuit gaat dat je het juiste doet voor het welzijn van je paard.
Een stal waar helemaal geen wormmanagement programma geïmplementeerd is, brengt extra grote risico’s met zich mee, omdat eventuele worminfecties niet bekend zijn en door dat ze niet behandeld worden, ook nog eens zorgen voor een zware infectiedruk op de beschikbare weides.
Ervaringen uit de praktijk laten zien dat stallen die het wormmanagement baseren op mestonderzoek minder wormkuren in hoeven te zetten, beter in staat zijn om preventieve maatregelen doeltreffend in te zetten en de risico’s op worminfecties beter onder controle zijn. De staleigenaar en paardeneigenaren krijgen daardoor veel meer grip op het wormmanagement en er ontstaat goed inzicht in de natuurlijke weerstand en individuele gevoeligheid van de paarden tegen worminfecties.
Wie is er verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van het wormmanagement programma?
In de ideale situatie wordt het wormmanagement programma uitgevoerd door de staleigenaar. Deze zorgt voor het uit laten voeren van de mestonderzoeken, het afstemmen en uit (laten) voeren van de benodigde acties naar aanleiding van de uitslagen en zorgt voor de benodigde wormmiddelen bij de dierenarts. Hierdoor kan op de meest efficiënte manier worden gewerkt én ligt het totale overzicht van de situatie op stal bij 1 persoon. Als de verantwoordelijkheid hiervoor niet bij de staleigenaar ligt, dan is het zeker aan te raden deze in ieder geval bij 1 ander te beleggen en niet bij verschillende mensen.
Hoe wordt er om gegaan met het weidebeleid?
Het weidebeleid is een belangrijk element van het totale wormmanagement. De weide maakt immers een onderdeel uit van de wormcyclus en het is daarmee een van de belangrijkste bronnen voor worminfecties. De focus bij het weidebeleid moet daarom liggen op het zoveel mogelijk doorbreken van de wormcyclus en het voor de wormen zo onaantrekkelijk mogelijk maken van de omstandigheden. Er zijn verschillende preventieve maatregelen die genomen kunnen worden om dit doel te bereiken. De ervaring in de praktijk is dat het vaak een combinatie van factoren is waarmee het beste resultaat behaald wordt.
Stallen waar preventieve maatregelen goed geïmplementeerd zijn kun je herkennen aan weides die netjes kortgemaaid zijn, waar de mest uit verwijderd is, die regelmatig gesleept worden, waar weides regelmatig “rust” krijgen. Ook het laten grazen van bijvoorbeeld schapen is een teken van goed weidebeleid. De paddocks zijn mestvrij en de mesthoop ligt op ruim voldoende afstand van de weides.
Hoewel de weide de belangrijkste bron van infecties is, heeft recent onderzoek uitgewezen dat ook de stal een belangrijke bron van infecties kan zijn. Hier geldt hetzelfde als het weidebeleid; mest en natte plekken regelmatig uit de stal halen en bij voorkeur geen potstallen. Deze kunnen een belangrijke bron van infecties vormen.
Nieuwkomers op stal
Een belangrijke bron van worminfecties, is het introduceren van nieuwe paarden. Bij voorkeur wordt bij nieuwe paarden mestonderzoek gedaan voordat ze op het terrein komen. Als dat niet mogelijk is, dan moeten ze na hun aankomst zoveel mogelijk apart gehouden worden, totdat op basis van mestonderzoek duidelijk is of er sprake is van een worminfectie of niet. Gedurende die tijd moet hun mest strikt verwijderd worden uit de weide en/of de paddock. Pas na het mestonderzoek, en een eventuele behandeling, mogen de nieuwelingen geïntroduceerd worden in de kudde. Het is aan te bevelen om deze periode zo kort mogelijk te houden. HippoSupport streeft er daarom ook naar om uitslagen binnen 24 uur te verstrekken, om daarmee de stress voor het paard en zijn eigenaar tot een minimum te beperken.